Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7553

Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700224-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onder de in het vonnis genoemde omstandigheden is sprake van noodweerexces. Verdachte is niet strafbaar.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector strafrecht parketnummer: 03/700224-09 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 augustus 2009 in de strafzaak tegen Naam verdachte, geboren te Geboortegegevens verdachte, wonende te adresgegevens verdachte. Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juli 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] te doden dan wel aan [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een auto op hem in te rijden. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het primair aan verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Volgens de officier is er geen bewijs dat verdachte opzet had om [naam slachtoffer] te doden en er is ook geen technisch bewijs waaruit zou kunnen blijken dat verdachte met hoge snelheid [naam slachtoffer] heeft geschept. Hetgeen subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd, acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen. Zij acht opzet, in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanwezig. Zowel het beroep op noodweer als op noodweerexces moet worden afgewezen, aldus de officier van justitie. 3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is primair van mening dat de bewijsmiddelen onvoldoende overtuigende kracht hebben. De getuigenverklaringen en het technisch bewijs lopen te ver uiteen. De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt. Daartoe voert de verdediging aan dat de wijze waarop [naam slachtoffer] naar verdachte toe reageerde, voor verdachte een van buiten komende drang tot vluchten opleverde waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De verdediging concludeert primair tot vrijspraak en subsidiair tot ontslag van rechtsvervolging wegens psychische overmacht. 3.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 15 april 2009 kwam verdachte, conform de getroffen omgangsregeling, zijn kinderen bij zijn ex-vriendin afgeven. [naam slachtoffer] kwam op datzelfde moment ook aan bij de flatwoning van verdachtes ex-vriendin. [naam slachtoffer] heeft verdachte gevraagd het zoontje van verdachte aan hem af te geven. Verdachte weigerde dit en liep de trap af met het kind op de arm. [naam slachtoffer] is verdachte achterna gelopen waarna [naam slachtoffer] en verdachte in het trappenhuis in een schermutseling geraakten. Verdachte werd door [naam slachtoffer] verwurgd. Getuige [naam getuige 1] hoorde in het trappenhuis een persoon gorgelen en hijgen. Even later zag hij vanuit het raam van zijn woning verdachte naar buiten lopen met een paars/rood gezicht. Ook getuige [naam getuige 2] zag dat verdachte een paars gelaat had. In het proces-verbaal van technisch onderzoek schrijft de politie dat de hals van verdachte bij de aanhouding rood verkleurd was en rode strepen vertoonde. Na de schermutseling met [naam slachtoffer] is verdachte in zijn auto gevlucht en heeft hij de deuren van de auto vergrendeld. Getuige [naam getuige 3] zag dat verdachte toen snel ademde, zijn borst ging snel op en neer. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte, eenmaal in zijn auto, enige tijd heeft moeten bijkomen van de verwurging en niet direct in staat was om weg te rijden. Toen verdachte in zijn auto zat kwam [naam slachtoffer] naar buiten. [naam slachtoffer] spuugde en sloeg op de auto, schopte tegen de auto en verboog een ruitenwisser. Aldus belemmerde [naam slachtoffer] verdachte om weg te rijden. Verdachte voelde zich door de handelingen van [naam slachtoffer] bedreigd en angstig. Verdachte werd ook belemmerd om weg te rijden doordat tijdens de belaging van verdachtes auto door [naam slachtoffer], een busje schuin voor verdachtes auto werd geparkeerd. Verdachte kon niet ontsnappen door met zijn auto achteruit te rijden omdat direct achter zijn auto een lantaarnpaal stond. Verdachte stond met de rechterwielen van zijn auto op de stoep geparkeerd. Hij gaf gas om weg te komen en reed daarbij rechts langs het geparkeerde busje en half over de stoep. Verdachte reed daarbij [naam slachtoffer] aan, waarbij [naam slachtoffer] op de motorkap van de auto terechtkwam. Toen verdachte naar links stuurde om een lantaarnpaal te ontwijken, viel [naam slachtoffer] van de motorkap af en kwam met zijn hoofd tegen een lantaarnpaal aan. [naam slachtoffer] liep als gevolg hiervan twee gebroken oogkassen en een gebroken kaak op. De rechtbank acht de primair aan verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigd bewezen. Zo is de snelheid waarmee verdachte heeft gereden niet duidelijk geworden. Getuigen verklaren piepende banden te hebben gehoord, maar op het wegdek zijn geen strepen/sporen aangetroffen. Onduidelijk is gebleven waar [naam slachtoffer] zich bevond ten opzichte van de auto toen hij werd aangereden. De verkeersongevalsanalyse is op dit punt tegenstrijdig. De rechtbank acht de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft op 15 april 2009 te Landgraaf opzettelijk - in de vorm van voorwaardelijk opzet - aan [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door met een auto op [naam slachtoffer] in te rijden. Verdachte zat in zijn auto en stond met 2 wielen op de stoep geparkeerd. Hij zag [naam slachtoffer] uit de richting van de ingang van de flat komen aanlopen. Door vervolgens, deels over de stoep rijdend, weg te rijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [naam slachtoffer] – die richting stoep kwam gelopen – zou raken. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gedane beroep op psychische overmacht. Het gedrag van [naam slachtoffer] leverde voor verdachte geen van buiten komende drang op waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank heeft onderzocht of verdachte een beroep toekomt op noodweer(exces). Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en het verdedigingsmiddel geboden is. Overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging kan toch straffeloos zijn, namelijk op grond van noodweerexces. Daarbij moet gehandeld zijn in een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging. Verdachte werd in het trappenhuis van de flat door [naam slachtoffer] aangevallen, waarbij [naam slachtoffer] verdachte verwurgde. Aldus was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door [naam slachtoffer]. Verdachte vluchtte in paniek zijn auto in. Ook toen liet [naam slachtoffer] verdachte niet met rust, waardoor de noodweersituatie voor verdachte voortduurde. In paniek en uit wanhoop is verdachte met zijn auto weggereden en heeft daarbij [naam slachtoffer] aangereden. Verdachte heeft met zijn handelen de grenzen van de noodzakelijke verdediging ver overschreden. Verdachte valt op grond van noodweerexces hiervan evenwel geen verwijt te maken. Nu verdachte straffeloos is op grond van noodweerexces, zal hij van alle rechtsvervolging moeten worden ontslagen. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 april 2009 te Landgraaf aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder meer 2 gebroken oogkassen en een gebroken kaak), heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn, verdachtes, auto in te rijden op die [naam slachtoffer]. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op: zware mishandeling Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Verdachte is niet strafbaar omdat de rechtbank noodweerexces aanneemt zoals in 3.3 beschreven. 5 Het beslag De onder verdachte in beslag genomen auto zal worden teruggegeven aan de verdachte. Deze auto is weliswaar gebruikt bij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer], maar de rechtbank ziet geen aanleiding om de auto verbeurd te verklaren, nu verdachte vanwege noodweerexces niet strafbaar is. 6 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde. 7 De beslissing De rechtbank: Vrijspraak - spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde; Bewezenverklaring - verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven, - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd, Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven, - ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging omdat de verdachte niet strafbaar is wegens noodweerexces, Beslag - gelast de teruggave aan verdachte van de onder verdachte in beslag genomen auto. Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 augustus 2009. mr. R.A.M.M. Gijselaers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een auto daarmede (met hoge snelheid) is ingereden op die [naam slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 15 april 2009 te Landgraaf aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder meer 2 gebroken oogkassen en/of een gebroken kaak), heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn, verdachtes, auto (met hoge snelheid) in te rijden op die [naam slachtoffer].